verschleppen

Vertalingen verschleppen DE>NL

werkw.

Uitspraak:

[fɛɐˈʃlɛpən]

1) jemanden gewaltsam irgendwohin bringen - ontvoeren

im Krieg verschleppte Zivilisten - in de oorlog ontvoerde burgers

2) nicht rechtzeitig behandeln lassen, so dass sich der Zustand verschlimmert ^medisch - verwaarlozen

an einer verschleppten Lungenentzündung sterben - overlijden aan een verwaarloosde longontsteking

3) etw. ohne offensichtlichen Grund verzögern - uitstellen , vertragen

Seine Gegner warfen ihm vor, das Verfahren verschleppen zu wollen. - Zijn tegenstanders verweten hem dat hij de procedure wil vertragen.

Overige bronnen

verschleppen (ww.)	disloqueren (ww.) ; roeren (ww.) ; verleggen (ww.) ; verplaatsen (ww.) ; verschikken (ww.) ; verschuiven (ww.) ; verslepen (ww.) ; vervoeren (ww.) ; verzetten (ww.) ; wegmaken (ww.) ; zoek maken (ww.) ; zoekmaken (ww.)
verschleppen	van de juiste route afbrengen

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `verschleppen`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: abhandenkommen
DE: loswerden
DE: Verlegen
DE: verlieren
DE: verlorengehen
DE: verschieben
DE: verstellen
DE: wegschaffen

Zojuist vertaald