loswerden

Vertalingen loswerden DE>NL

werkw.

Uitspraak:

[ˈloːsveːɐdən]

1) sich von jemandem / etw. befreien - kwijtraken

Ich werde das Gefühl nicht los, dass ... - Ik raak het gevoel niet kwijt dat ...

2) verkaufen können - kwijtraken

3) verlieren - kwijtraken

Auf dem Jahrmarkt wird man sein Geld schnell los. - Op de jaarmarkt raak je je geld snel kwijt.

4) Belastendes endlich aussprechen - kwijtraken

Das wollte ich schon lange mal loswerden. - Dat wilde ik al lang eens kwijtraken.

Overige bronnen

loswerden (ww.)	kwijt raken (ww.) ; van af zijn (ww.) ; wegmaken (ww.) ; zoek maken (ww.) ; zoekmaken (ww.)
loswerden	afraken van ; kwijtraken

Bronnen: Wikipedia; interglot; Trueterm

Voorbeeldzinnen met `loswerden`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: abhandenkommen
DE: sich befreien von
DE: sich entledigen
DE: sich entäußern
DE: verkaufen
DE: Verlegen
DE: verlieren
DE: verlorengehen
DE: verschleppen
DE: veräußern

Zojuist vertaald