Vertaal
Naar andere talen: • versammeln > ENversammeln > ESversammeln > FR
Vertalingen versammeln DE>NL

versammeln

werkw.
Uitspraak:  [fɛɐˈzaməln]

1) als Gruppe an einem Ort zusammenkommen - verzamelen
Die Familie hatte sich vollzählig im Wohnzimmer versammelt. - De complete familie had zich in de woonkamer verzameld.

2) als Gruppe an einem Ort zusammenkommen lassen - verzamelen
Der Lehrer hatte die Kinder um sich versammelt. - De leraar had de kinderen om zich heen geroepen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
versammeln (ww.) oppotten (ww.) ; verzamelen (ww.) ; vergaren (ww.) ; verenigen (ww.) ; sparen (ww.) ; scharen (ww.) ; samenkomen (ww.) ; opstapelen (ww.) ; opsnappen (ww.) ; oprapen (ww.) ; bijeenkomen (ww.) ; oppikken (ww.) ; oppakken (ww.) ; opeenhopen (ww.) ; op bankrekening zetten (ww.) ; inzamelen (ww.) ; in elkaar zetten (ww.) ; bijeenzoeken (ww.) ; bijeenzamelen (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `versammeln`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: ansammeln
DE: aufbewahren
DE: aufheben
DE: auflesen
DE: aufnehmen
DE: aufsammeln
DE: einsammeln
DE: Geld auf der Bank tun
DE: sammeln
DE: scharen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: sich versammeln NL: zich verzamelen NL: vergaderen
DE: am Ausgang versammeln! NL: verzamelen bij de uitgang!