Vertalingen umfallen DE>NL
umfallen
werkw.
von einer senkrechten in eine waagrechte Lage kippen -
omvallen Das Glas ist umgefallen. - Het glas is omgevallen. Sie fiel tot um. - Zij viel dood neer. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
umfallen (ww.) | buitelen (ww.) ; dompen (ww.) ; duikelen (ww.) ; flikkeren (ww.) ; kantelen (ww.) ; kelderen (ww.) ; kiepen (ww.) ; kieperen (ww.) ; omrollen (ww.) ; omvallen (ww.) ; omver kiepen (ww.) ; omvervallen (ww.) ; tuimelen (ww.) ; vallen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `umfallen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: einenPurzelbaumschlagenDE: fallenDE: fliegenDE: hinfallenDE: kenternDE: kippenDE: purzelnDE: stolpernDE: taumelnDE: umkippen