Vertaal
Naar andere talen: • trassieren > ENtrassieren > EStrassieren > FR
Vertalingen trassieren DE>NL
trassieren (ww.) afbakenen (ww.) ; afpalen (ww.) ; afzetten (ww.) ; begrenzen (ww.) ; lokaliseren (ww.) ; omlijnen (ww.) ; opsporen (ww.) ; traceren (ww.) ; uitstippelen (ww.) ; uitzetten (ww.) ; vinden (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `trassieren`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abgrenzen
DE: abstecken
DE: abzeichnen
DE: begrenzen
DE: einhegen
DE: festlegen
DE: finden
DE: neppen
DE: prellen