Vertalingen sitz DE>NL
der Sitz
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [zɪʦ] |
Verbuigingen: | Sitzes , Sitze |
1) Gelegenheit zum Hinsetzen -
zitplaats ein Wagen mit verstellbaren Sitzen - een auto met verstelbare zitplaatsen Wir haben Sitz 13 und 14. - Wij hebben zitplaatsen 13 en 14. Kindersitz - kinderzitje |
2) die Fläche eines Stuhls o. Ä., auf der man sitzt -
zitting ein Stuhl mit gepolstertem Sitz - een stoel met een beklede zitting |
3) Platz mit Stimmrecht im Parlament usw. -
zetel Die Partei hat über die Hälfte der Sitze erobert. - De partij heeft de helft van de zetels verovert. |
4) Ort, wo eine Firma, Verwaltung usw. Gebäude, Arbeitsplätze hat -
zetel eine Firma mit Sitz in Düsseldorf - een bedrijf gezeteld in Düsseldorf Regierungssitz - zetel van de regering |
5) Art und Weise, wie etw. hält -
pasvorm Er überprüfte den Sitz seines Gurtes. - Hij controleerde de pasvorm van zijn riem. |
6) deel van de uitdrukking: auf einen Sitz (=auf einmal, nicht in Etappen) - ineens
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
der Sitz | het gestoelte ; de zitting (v) ; de zitplaats ; de zetel (m) ; het woonhuis ; de woning (v) ; het verblijf ; thuis (znw.) ; de stoel (m) ; de residentie (v) ; de pasvorm (m) ; makkelijke stoel (znw.) ; luie stoel (znw.) ; het huis ; de fauteuil (m) ; de crapaud (m) |
Sitz | gevestigd te ; zitplaats ; zetel ; vestiging ; valling ; stoel ; passing ; pas ; maatschappelijke zetel ; hoofdstad ; hoofdkantoor |
Bronnen: interglot; Autowoordenboek; Download IATE, European Union, 2017.; A.M.T.S.
Voorbeeldzinnen met `sitz`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: HeimDE: PlatzDE: SchnittDE: SesselDE: SitzbankDE: SitzplatzDE: StuhlDE: WohnsitzDE: WohnungDE: WohnzimmersesselUitdrukkingen en gezegdes
DE: der Anzug hat einen guten
Sitz
NL: het kostuum zit goedDE: auf einen
Sitz
NL: achter elkaar