Vertalingen Wohnsitz DE>NL
der Wohnsitz
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈvoːnzɪʦ] |
Verbuigingen: | Wohnsitzes , Wohnsitze |
Ort, Wohnung oder Haus, wo man lebt -
woonplaats seinen Wohnsitz in Dresden haben - in Dresden wonen ohne festen Wohnsitz sein - zonder vaste woon- of verblijfplaats |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
der Wohnsitz | het domicilie ; het huis ; de residentie (v) ; thuis (znw.) ; het verblijf ; de vestiging ; de vestigingsplaats ; de woning (v) ; het woonhuis ; de woonplaats (v) |
Wohnsitz | ingezetenschap ; wettelijke woonplaats ; woonplaats |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Wohnsitz`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: AufenthaltsortDE: DomizilDE: HeimDE: ResidenzDE: SitzDE: VerbleibDE: WohnortDE: WohnplatzDE: WohnungDE: Zuhause