Vertalingen schnorren DE>NL
schnorren
werkw.
andere immer wieder darum bitten, dass sie einem etw. abgeben -
schooien Er schnorrt immer Zigaretten bei mir. - Hij schooit bij mij altijd om sigaretten. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
schnorren (ww.) | klaplopen (ww.) ; op iemands zak teren (ww.) ; parasiteren (ww.) |
das Schnorren | het bedelen ; het schooien ; het schooieren |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `schnorren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abstaubenDE: betteln