Vertalingen ringen DE>NL
ringen
werkw.
1) mit jemandem kämpfen, indem man versucht, ihn zu packen und zu Boden zu werfen -
worstelen Sie rangen erbittert miteinander. - Zij worstelden grimmig met elkaar. Er rang seinen Gegner zu Boden. - Hij gooide zijn tegenstander tegen de grond. der Jugendmeister im Ringen - de jeugdkampioen worstelen Ringkampf - worstelwedstrijd |
2) mit aller Kraft kämpfen, sich für etw. einsetzen, um etw. bemühen -
worstelen nach Luft ringen - naar lucht snakken um eine gemeinsame Lösung ringen - voor een gemeenschappelijke oplossing strijden Ich musste lange mit mir ringen, bevor ich mich dazu entschieden habe. - Ik worstelde lang met mezelf voordat ik dat besloot. |
3) deel van de uitdrukking: die Hände ringen (=verzweifelt drehend aneinanderpressen) - de handen wringen
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
ringen (ww.) | met iemand worstelen (ww.) ; touwtrekken (ww.) ; worstelen (ww.) ; zich wringen (ww.) |
das Ringen | het gevecht ; het geworstel ; gewring (znw.) ; de kamp (m) ; de strijd (m) ; de worsteling (v) ; het wringen |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `ringen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: AuseinandersetzungDE: auswringenDE: boxenDE: drehenDE: FehdeDE: kampfDE: klemmenDE: KrachDE: kämpfenDE: mit jemandem ringenUitdrukkingen en gezegdes
DE: nach Atem
ringen
NL: naar adem snakkenDE: heiß
ringen um etwas
NL: met alle macht naar iets streven, hard voor iets vechtenDE: nach Worten
ringen
NL: naar woorden zoeken