| Uitspraak: | [ˈraːzənd] |
| Er macht mich rasend mit seiner Vergesslichkeit! - Hij maakte mij razend van woede met zijn vergeetachtigheid! Sie war rasend vor Eifersucht. - Zij was razend van jaloezie. |
| rasend schnell - razend snel |
Voorbeeldzinnen laden....