Vertalingen aufhetzen DE>NL
aufhetzen
werkw.
1) Hass erzeugen, indem man schlecht über jemanden spricht -
ophitsen Sie warnte davor, die Generationen gegeneinander aufzuhetzen. - Ze waarschuwde ervoor, de generaties tegenoverelkaar op te hitsen. |
2) jemanden dazu bewegen, etw. Unmoralisches zu tun -
ophitsen die Bevölkerung zu Gewalttaten aufhetzen - de bevoling ophitsen tot gewelddadigheden |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
aufhetzen (ww.) | opfokken (ww.) ; voortjagen (ww.) ; uitdagen (ww.) ; poken (ww.) ; opstoken (ww.) ; opruien (ww.) ; opjutten (ww.) ; opjagen (ww.) ; ophitsen (ww.) ; aanmoedigen (ww.) ; jachten (ww.) ; iets aanstoken (ww.) ; iemand opstoken (ww.) ; aanzetten (ww.) ; aanwakkeren (ww.) ; aanstoken (ww.) ; aansporen (ww.) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `aufhetzen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: anregenDE: anreizenDE: anspitzenDE: anspornenDE: anstiftenDE: antreibenDE: aufjagenDE: aufmunternDE: aufpeitschenDE: aufputschen