Vertaal
Naar andere talen: • kehren > ENkehren > ESkehren > FR
Vertalingen kehren DE>NL

kehren

werkw.
Uitspraak:  [ˈkeːrən]

1) mit einem Besen sauber machen - vegen
den Boden kehren - de vloer vegen
Ich muss noch kehren, dann komme ich. - Ik moet nog vegen, daarna kom ik.

2) deel van de uitdrukking:
uitdrukking etw. / sich irgendwohin kehren

3) deel van de uitdrukking:
uitdrukking sich an etw. nicht kehren
uitdrukking in sich gekehrt

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
kehren (ww.) roteren (ww.) ; zwenken (ww.) ; wentelen (ww.) ; wenden (ww.) ; weerkeren (ww.) ; wederkeren (ww.) ; vegen (ww.) ; teruggrijpen (ww.) ; teruggaan (ww.) ; dateren (ww.) ; ronddraaien (ww.) ; rollen (ww.) ; overstag gaan (ww.) ; omkeren (ww.) ; omdraaien (ww.) ; keren (ww.) ; kantelen (ww.) ; draaien (ww.)
Bronnen: interglot; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `kehren`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abfegen
DE: auf den Kopf stellen
DE: ausfegen
DE: auskehren
DE: das unterste zu oberst kehren
DE: drehen
DE: eindrehen
DE: fegen
DE: herumdrehen
DE: herumschwenken

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: sich kehren an NL: zich storen aan