Vertalingen kehren DE>NL
kehren
werkw.
1) mit einem Besen sauber machen -
vegen den Boden kehren - de vloer vegen Ich muss noch kehren, dann komme ich. - Ik moet nog vegen, daarna kom ik. |
2) deel van de uitdrukking: etw. / sich irgendwohin kehren (=etw. / sich irgendwohin drehen / wenden) - omdraaien / omkeren
die Taschen nach außen kehren - de zakken omkeren
|
3) deel van de uitdrukking: sich an etw. nicht kehren (=sich um etw. nicht kümmern) - zich ergens niets van aantrekken
Er kehrt sich nicht an dem Verbot. - Hij trekt zich niets aan van het verbod.
|
in sich gekehrt (=sehr in Gedanken versunken) - in zichzelf gekeerd
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
kehren (ww.) | roteren (ww.) ; zwenken (ww.) ; wentelen (ww.) ; wenden (ww.) ; weerkeren (ww.) ; wederkeren (ww.) ; vegen (ww.) ; teruggrijpen (ww.) ; teruggaan (ww.) ; dateren (ww.) ; ronddraaien (ww.) ; rollen (ww.) ; overstag gaan (ww.) ; omkeren (ww.) ; omdraaien (ww.) ; keren (ww.) ; kantelen (ww.) ; draaien (ww.) |
Bronnen: interglot; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `kehren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abfegenDE: auf den Kopf stellenDE: ausfegenDE: auskehrenDE: das unterste zu oberst kehrenDE: drehenDE: eindrehenDE: fegenDE: herumdrehenDE: herumschwenkenUitdrukkingen en gezegdes
DE: sich
kehren an
NL: zich storen aan