Vertalingen Führen DE>NL
führen
werkw.
1) mit jemandem / einem Tier gehen, damit er / es dort ankommt -
vervoeren jemanden zu seinem Platz führen - iemand naar zijn plaats leiden ein Pferd am Zügel führen - een paard aan de teugel leiden |
2) jemanden begleiten und ihm Dinge zeigen -
begeleiden Touristen durch die Stadt führen - toeristen door de stad leiden |
3) auf ein Ziel gerichtet sein, irgendwie verlaufen -
leiden Der Weg führte über Felder und durch Wälder zum See. - De leidde over akkers en bossen naar zee. |
4) bewirken, dass man irgendwohin kommt oder etw. geschieht -
leiden Was führt Sie zu mir? - Wat brengt haar naar mij? Meine Reise führte mich bis nach Portugal. - Mijn reis voerde mij tot in Portugal. |
zu etw. führen (=etw. zur Folge haben) - tot iets leiden / voeren
Der Fehler führte zu größeren Problemen. - De fout leidde tot grote problemen.
|
zu weit führen (=nicht zum Thema gehören und daher nicht besprochen werden sollen) - te ver voeren
|
5) als Chef leiten -
leiden 6) laufend aufschreiben, was sich ändert -
opvoeren 7) als Aufgabe haben, als Aktion ausführen -
uitvoeren bei einer Prüfung Aufsicht führen - bij een examen toezicht houden gegen ein Land Krieg führen - tegen een land oorlog voeren |
8) im Sortiment haben -
hebben Führen Sie auch Schreibwaren? - Heeft u ook schrijfartikelen? |
9) in einem Rennen oder Wettbewerb bisher der Beste sein -
leiden Zur Halbzeit führten sie mit drei zu null. - Tegen het einde van de eerste helft leidde zij met drie tegen nul. |
10) deel van de uitdrukking: etw. mit sich führen (=bei sich haben) - voeren
Gepäck / Waffen mit sich führen - bagage / wapens met zich meevoeren
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
führen (ww.) | instellen (ww.) ; voorzitten (ww.) ; voeren (ww.) ; verwijzen (ww.) ; uitvloeien in (ww.) ; rondleiden (ww.) ; resulteren (ww.) ; meevoeren (ww.) ; managen (ww.) ; leidinggeven (ww.) ; leiding geven (ww.) ; leiden (ww.) ; commanderen (ww.) ; blijken (ww.) ; bewaarheid worden (ww.) ; besturen (ww.) ; afstemmen (ww.) ; aanvoeren (ww.) |
Führen | leiden ; voorstaan ; vooraan staan ; uitlaten ; sturen |
Bronnen: interglot; Engoi Woordenschatoefeningen; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `Führen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: an der Spitze stehenDE: anführenDE: bedienenDE: betätigenDE: die Führung haben überDE: die Leitung haben überDE: dirigierenDE: gehenDE: geleitenDE: handhabenUitdrukkingen en gezegdes
DE: etwas bei sich
führen
NL: iets bij zich hebbenDE: einen Schwertstreich
führen
NL: met een zwaard toeslaanDE: Buch
führen
NL: boekhoudenDE: hinters Licht
führen
NL: om de tuin leidenDE: Klage
führen
NL: klagenDE: einen Zaun
führen
NL: een schutting optrekkenDE: zu Ende
führen
NL: ten einde brengenDE: sich
führen
NL: zich gedragen