I behandeln

werkw.

Uitspraak:

[bəˈhandəln]

1) sich jemandem gegenüber auf bestimmte Weise benehmen, verhalten - behandelen

Er hat mich sehr unhöflich behandelt. - Hij heeft mij zeer onbeleefd behandeld.

2) auf bestimmte Weise damit umgehen - behandelen

Die Versicherung zahlt nicht, wenn das Gerät unsachgemäß behandelt wurde. - De verzekering betaald niet omdat het apparaat ondeskundig werd behandeld. etw. vertraulich behandeln - iets vertrouwelijk behandelen

3) einen Kranken, Verletzen versorgen - behandelen

eine Krankheit mit Medikamenten behandeln - een ziekte met medicijnen behandelen

4) eine Substanz auftragen und einwirken lassen - behandelen

mit Holzschutzmittel behandelte Bretter - de planken met houtbeschermingsmiddel behandelen

5) sich mit etw. beschäftigen - behandelen

Diese Frage wird in dem Artikel nur am Rande behandelt. - Deze vraag wordt in het artikel alleen oppervlakkig behandeld.

II die Behandlung

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[bəˈhandlʊŋ]
Verbuigingen:	Behandlung , Behandlungen

1) deel van de uitdrukking: behandeling

die grausame Behandlung von Gefangenen - de wrede behandeling van gevangenen

2) deel van de uitdrukking: behandeling

sich in ärztliche Behandlung begeben - zich onder behandeling van een arts stellen bei jemandem in Behandlung sein - bij iemand in behandeling zijn

3) deel van de uitdrukking: behandeling

Oberflächenbehandlung - oppervlaktebehandeling

4) deel van de uitdrukking: behandeling
© K Dictionaries Ltd.

behandeln (ww.)	behandelen (ww.) ; bejegenen (ww.) ; onder behandeling nemen (ww.) ; verzorgen (ww.)
behandeln	behandelen

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.




DE: begegnen
DE: diskutieren
DE: durchdiskutieren
DE: durchgehen
DE: durchnehmen
DE: durchsprechen
DE: ein Thema behandeln
DE: einen Patienten behandeln
DE: erörtern
DE: versorgen