Vertalingen aufpolieren DE>NL
aufpolieren (ww.) | optuigen (ww.) ; zich mooi maken (ww.) ; wrijven (ww.) ; verluchten (ww.) ; verfraaien (ww.) ; tooien (ww.) ; stimuleren (ww.) ; prikkelen (ww.) ; polijsten (ww.) ; poetsen (ww.) ; opwrijven (ww.) ; opwekken (ww.) ; opvijzelen (ww.) ; aandrijven (ww.) ; opsmukken (ww.) ; opsieren (ww.) ; opschikken (ww.) ; oppoetsen (ww.) ; oplappen (ww.) ; opkrikken (ww.) ; opknappen (ww.) ; opkalefateren (ww.) ; opblinken (ww.) ; gladwrijven (ww.) ; gladmaken (ww.) ; aansporen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `aufpolieren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abscheuernDE: ankurbelnDE: anregenDE: aufmachenDE: aufmotzenDE: aufmunternDE: aufputzenDE: ausbessernDE: ausstaffierenDE: dekorieren