1. MWB
  2. Vertalen
  3. wahr (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • wahr > EN • wahr > ES • wahr > FR
Vertalingen wahr DE>NL

wahr

bijv.naamw.
Uitspraak:  [ˈvaːɐ]

1) der Wirklichkeit entsprechend, nicht gelogen, erfunden oder vorgetäuscht - waar
Das darf / kann doch nicht wahr sein! - Dat mag / kan toch niet waar zijn!
Da ist was Wahres dran! - Daar zit iets van waarheid in!
Der wahre Schuldige blieb lange unentdeckt. - De echte schuldige bleef lang onontdekt.
uitdrukking etw. wahr machen

2) deel van de uitdrukking: echt
Dass er den Unfall überlebt hat, ist ein wahres Wunder. - Dat hij het ongeluk heeft overleefd is echt een wonder.
uitdrukking das einzig Wahre
uitdrukking nicht das Wahre

3) deel van de uitdrukking:
uitdrukking ..., nicht wahr?

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
wahr openlijk ; werkelijk ; warempel ; waarachtig ; waar ; uitgerekend ; ronduit ; reëel ; rechttoe ; precies ; metterdaad ; kloppend ; klinkklaar ; juist ; heus ; gewoonweg ; effectief ; echt ; waargebeurd
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `wahr`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: allerdings
DE: aufrecht
DE: aufrichtig
DE: bar
DE: das stimmt
DE: direkt
DE: echt
DE: ehrlich
DE: eigentlich
DE: einfach