Vertalingen vorhersagen DE>NL
I vorhersagen
werkw.
sagen, was in der Zukunft geschehen wird -
voorspellen Niemand kann vorhersagen, wie die Geschichte enden wird. - Niemand kan voorspellen hoe de gebeurtenis afloopt. (jdm) die Zukunft vorhersagen - iemand de toekomst voorspellen |
II die Vorhersage
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [foːɐˈheːɐzaːgə] |
Verbuigingen: | Vorhersage , Vorhersagen |
deel van de uitdrukking: voorspelling , prognose die Wettervorhersage für morgen - de weersverwachting voor morgen |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
vorhersagen (ww.) | influisteren (ww.) ; ingeven (ww.) ; souffleren (ww.) ; voorspellen (ww.) ; voortellen (ww.) ; wichelen (ww.) |
vorhersagen | prediceren ; voorspellen ; voorspellingen |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; cibg.be
Voorbeeldzinnen met `vorhersagen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: anregenDE: antreibenDE: aufjagenDE: eingebenDE: einhelfenDE: forttreibenDE: ratenDE: soufflierenDE: suggerierenDE: voraussagen