1. MWB
  2. Vertalen
  3. verstreichen (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • verstreichen > EN • verstreichen > ES • verstreichen > FR
Vertalingen verstreichen DE>NL

verstreichen

werkw.
Uitspraak:  [fɛɐˈʃtraiçən]

1) zur Vergangenheit werden - (verstrijken
Mehrere Jahre sind seitdem verstrichen. - Meerdere jaren zijn sindsdien verstreken.

2) mit einem Pinsel, Messer o. Ä. auf etw. verteilen - uitstrijken
die Farbe gleichmäßig verstreichen - de verf gelijkmatig gebruiken

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
verstreichen (ww.) aflopen (ww.) ; vergaan (ww.) ; verlopen (ww.) ; voorbijgaan (ww.)
das Verstreichenhet verstrijken ; het vervallen
verstreichen uitsmeren
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `verstreichen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: ablaufen
DE: aufstreichen
DE: ausgehen
DE: belegen
DE: beschmieren
DE: bestreichen
DE: enden
DE: schmieren
DE: streichen
DE: verfallen