Vertalingen Ablaufen DE>NL
I ablaufen
werkw.
1) zu Ende gehen -
aflopen termijn, ultimatum Die Frist läuft nächsten Monat ab. - De termijn loopt volgende maand af. |
2) ungültig werden -
ongeldig Der Ausweis ist abgelaufen. - Het paspoort is verlopen. |
3) auf eine bestimmte Weise geschehen -
verlopen Die Übergabe lief reibungslos ab. - De overgave verliep soepel. |
4) aus etw. herausfließen -
uitstromen Das Wasser läuft langsam ab. - Het water stroomde langzaam weg. |
II der Ablauf
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈaplauf] |
Verbuigingen: | Ablauf(e)s , Abläufe |
1) Aufeinanderfolge von etw. -
verloop der genaue zeitliche Ablauf der Ereignisse - de precieze chronologische volgorde van de gebeurtenissen |
2) deel van de uitdrukking: verloop für einen reibungslosen Ablauf sorgen - voor een probleemloos verloop zorg dragen |
3) deel van de uitdrukking: einde nach Ablauf der Frist - na afloop van de termijn |
4) deel van de uitdrukking: verlopen seinen Pass rechtzeitig vor Ablauf verlängern lassen - zijn paspoort net voor het verloopt laten verlengen |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
ablaufen (ww.) | aflopen (ww.) ; eindigen (ww.) ; uitwoeden (ww.) ; vergaan (ww.) ; verlopen (ww.) ; verstrijken (ww.) ; vervallen (ww.) ; voorbijgaan (ww.) |
das Ablaufen | het afvloeien ; het uitrazen ; het wegstromen ; het wegvloeien |
ablaufen | afvloeien ; lopen ; uittreden |
Bronnen: interglot; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Ablaufen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abfließenDE: ausgehenDE: austobenDE: AuswitterungDE: endenDE: fließenDE: strömenDE: verfallenDE: VergehenDE: VerstreichenUitdrukkingen en gezegdes
DE: einen
ablaufen lassen
NL: iemand afschepenDE: einem den Rang
ablaufen
NL: iemand de loef afstekenDE: er hat sich die Hörner abgelaufen
NL: hij is kalmer, wijzer gewordenDE: sich die Beine nach etwas
ablaufen
NL: het vuur uit zijn sloffen lopen voor ietsDE: das hat er sich längst an den Schuhsohlen abgelaufen
NL: daar is hij al lang achter gekomen