Vertalingen umkippen DE>NL
umkippen
werkw.
1) etw. aus der senkrechten Lage zur Seite kippen -
omvallen , omkantelen Sie kippte den Eimer um und schüttete die Erde aufs Beet. - Zij gooide de emmer om en schudde het zand op het perk. |
2) das Übergewicht bekommen und zur Seite fallen -
omvallen Pass auf, dass der Kinderwagen nicht umkippt. - Let op dat de kinderwagen niet omvalt. |
3) ohnmächtig werden -
flauwvallen Es war so heiß beim Sportfest, dass einige Schüler umgekippt sind. - Het was warm bij de sportdag dat enkele scholieren zijn flauwgevallen. |
4) plötzlich schlecht werden -
omslaan Plötzlich kippte die gute Stimmung um. - Plotseling sloeg de stemming om. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
umkippen (ww.) | omgooien (ww.) ; vloeren (ww.) ; vallen (ww.) ; tuimelen (ww.) ; over een kant vallen (ww.) ; onderuithalen (ww.) ; omwerpen (ww.) ; omverwerpen (ww.) ; omverslaan (ww.) ; omvergooien (ww.) ; omslaan (ww.) ; omkieperen (ww.) ; omkiepen (ww.) ; omkantelen (ww.) ; om het lijf slaan (ww.) ; neerslaan (ww.) ; kieperen (ww.) ; kiepen (ww.) ; kelderen (ww.) ; kantelen (ww.) ; flikkeren (ww.) ; duikelen (ww.) ; buitelen (ww.) |
umkippen | aan één kant opheffen ; kippen ; het omslaan ; het omkippen ; flauwvallen |
Bronnen: interglot; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `umkippen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: auseinandernehmenDE: einenPurzelbaumschlagenDE: fallenDE: fliegenDE: hinfallenDE: kantenDE: kenternDE: kippenDE: niederreißenDE: niederschlagen