I der Ton

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[toːn]
Verbuigingen:	Ton(e)s , Töne

1) etw., das man hören kann - geluid , toon

Das Kätzchen gab hohe Töne von sich. - Het katje liet met een schril geluid van zich horen. einen falschen Ton spielen - een valse noot spelen

den Ton angeben (=sagen, was gemacht wird) - de toon aangeven

jemanden / etw. in den höchsten Tönen loben (=jemanden / etw. auf sehr emotionale Weise loben) - iemand/iets in alle toonaarden prijzen

2) Art und Weise, wie jemand redet oder schreibt - intonatie

Sprich nicht in so einem unfreundlichen Ton mit ihm. - Spreek niet op zo'n onvriendelijke toon tegen hem.

einen schärferen Ton anschlagen (=strenger werden) - een scherpe toon aanslaan

etw. gehört zum guten Ton (=etw. zeugt von guten Manieren) - iets getuigt van goede manieren Es gehört zum guten Ton, sich für ein Geschenk zu bedanken. - Het getuigt van een goede manieren om te bedanken voor een cadeau.

Der Ton macht die Musik. (=es kommt immer darauf an, wie man eine Bitte, Kritik o. Ä. vorbringt) - Het is de toon die de muziek maakt.

3) etw. Gesprochenes - woord

Hättest du doch nur einen Ton gesagt! - Had je toch maar één woord gezegd!

große Töne spucken (=überheblich und übertrieben daherreden) - opscheppen

4) eine der Abstufungen, die eine Farbe haben kann - kleur

Kleider in warmen / herbstlichen Tönen - kleren in warme / herfstachtige kleuren Die Blätter nehmen im Herbst einen zarten Rotton an. - De bladeren kleuren zacht rood in de herfst.

Ton in Ton (=in aufeinander abgestimmten Farbtönen) - in verschillende kleurnuances

II der Ton

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[toːn]
Verbuigingen:	Ton(e)s

eine Art Erde, aus der man Ziegel, Töpfe usw. formt, die man im Ofen hart werden lässt - klei

Ton brennen - klei bakken Tontopf - een pot van aardewerk Tonziegel - dakpan

© K Dictionaries Ltd.

der Ton	klankgeluid (znw.) ; het voorwoord ; het voorbericht ; de toonhoogte (v) ; de toon (m) ; de proloog (m) ; de muzieknoot ; de leem (m) ; de klei (m) ; de klank (m) ; de introductie (v) ; de inleiding (v)
Ton	geluid ; noot ; lutumfractie ; lutum ; klei

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia




DE: Akzent
DE: Akzentuierung
DE: Ausdruck
DE: Betonung
DE: Boden
DE: Erdball
DE: Erde
DE: Farbabstufung
DE: Farbe
DE: Farbnuance

DE: in allen Tönen NL: in alle toonaarden
DE: dicke, große Töne reden NL: veel drukte, veel ophef maken
DE: in großen Tönen NL: met veel ophef