Vertaal
Naar andere talen: • taugen > ENtaugen > EStaugen > FR
Vertalingen taugen DE>NL

I taugen

werkw.
Uitspraak:  [ˈtaugən]

1) für etw. / jemanden geeignet sein - geschikt zijn
Dieser Flachbildschirm taugt nicht zum Spielen. - Dit platte scherm is niet geschikt om spelletjes op te spelen.
Das Unterhemd taugt nur noch als Putzlappen. - Het hemd is alleen nog geschikt als poestdoek.

2) deel van de uitdrukking:
uitdrukking wenig / nichts taugen


II tauglich

bijv.naamw.
Uitspraak:  [ˈtauklɪç]

1) deel van de uitdrukking: geschikt
ein ISDN-taugliches Telefon - een voor ISDN-geschikt telefoontoestel
eine zukunftstaugliche Lösung - een oplossing geschikt voor de toekomst.

2) für den Dienst beim Militär geeignet defensie - goedgekeurd
Bei der Musterung wurde er als voll tauglich eingestuft. - Bij de keuring werd hij goedgekeurd voor militaire dienst.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
taugen (ww.) conveniëren (ww.) ; deugen (ww.) ; dienstig zijn (ww.) ; geschikt zijn (ww.) ; passen (ww.) ; passend zijn (ww.) ; uitkomen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `taugen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: gefallen
DE: geschikt sein
DE: in Ordnung sein
DE: konvenieren
DE: passen
DE: schmecken
DE: stimmen