Vertaal
Naar andere talen: • stürzen > ENstürzen > ESstürzen > FR
Vertalingen stürzen DE>NL

stürzen

werkw.
Uitspraak:  ʃtʏən]

1) zu Boden, nach unten fallen - vallen , storten
mit dem / vom Fahrrad stürzen - met de fiets / van de fiets vallen
Der Baum stürzte auf die Straße. - De boom viel op de straat.
Das Flugzeug stürzte aus großer Höhe ins Meer. - Het vliegtuig stortte van hoge hoogte in zee.

2) plötzlich stark sinken - dalen , zakken

3) voller Erregung schnell irgendwohin laufen, rennen - stormen
Sie stürzten panisch aus dem brennenden Haus. - Zij stormden in paniek uit het brandende huis.
Er stürzte ins Zimmer und schrie: ... - Hij stormde de kamer binnen en riep: ...

4) jemanden stoßen, damit er fällt - duwen
jemanden aus dem Fenster stürzen - iemand uit het raam duwen
uitdrukking jemanden / sich ins Unglück / in den Ruin / ... stürzen

5) mit Gewalt aus dem Amt entfernen - afzetten

6) in die Tiefe springen - springen
sich von der Klippe / in den Abgrund stürzen - van de klip / in de afgrond springen
uitdrukking sich auf jemanden / etw. stürzen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
stürzen (ww.) neerwerpen (ww.) ; vallen (ww.) ; uitstorten (ww.) ; tempo maken (ww.) ; storten (ww.) ; steil vallen (ww.) ; steil afhellen (ww.) ; schenken (ww.) ; onweren (ww.) ; onderuitgaan (ww.) ; omverwerpen (ww.) ; omlaag werpen (ww.) ; ineenduiken (ww.) ; hardlopen (ww.) ; gieten (ww.) ; duikelen (ww.) ; donderen (ww.) ; deponeren (ww.) ; buitelen (ww.)
das stürzenhet tuimelen ; het terechtkomen ; de landing (v)
stürzen kukelen
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `stürzen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abstürzen
DE: fallen
DE: purzeln
DE: sinken
DE: taumeln
DE: umwerfen
DE: zu Fall bringen
DE: zurückfallen
DE: zusammenbrechen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: die Regierung stürzen NL: de regering ten val brengen