1. MWB
  2. Vertalen
  3. umwerfen (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • umwerfen > EN • umwerfen > ES • umwerfen > FR
Vertalingen umwerfen DE>NL

umwerfen

werkw.
Uitspraak:  [ˈʊmvɛrfən]

1) bewirken, dass jemand / etw. umfällt - omwerpen
Der Windstoß hätte mich fast umgeworfen. - De windstoot zou mij bijna omver hebben geblazen.

2) sich etw. mit einer schnellen Bewegung umhängen - omwerpen
Als es klingelte, stieg er aus der Wanne und warf sich schnell einen Bademantel um. - Toen de bel ging kwam hij uit bad en trok snel een badjas aan.

3) aus der Fassung bringen - omwerpen
Ihn wirft so leicht nichts um. - Hij wordt niet zo snel van slag gebracht.

4) rückgängig machen, ändern - omwerpen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
umwerfen (ww.) omduwen (ww.) ; omgooien (ww.) ; omkiepen (ww.) ; omkieperen (ww.) ; omstoten (ww.) ; omvergooien (ww.) ; omverstoten (ww.) ; omverwerpen (ww.) ; omwerpen (ww.)
das Umwerfende omverwerping (v) ; de revolutie (v)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `umwerfen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: aus dem Konzept bringen
DE: aus dem Lot bringen
DE: aus dem Takt bringen
DE: aus dem Text bringen
DE: aus der Fassung bringen
DE: durcheinanderbringen
DE: genieren
DE: hinunterstoßen
DE: in Verlegenheit bringen
DE: in Verwirrung bringen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: umwerfend NL: (ook) verbluffend