zelfst.naamw.
Er folgte mir wie ein Schatten. - Hij volgde mij als een schaduw. |
ein Schatten fällt auf etw. (=etw. hat eine negative Wirkung auf etw.) - er valt ergens een schaduw over
Mit diesem Zwischenfall fiel ein erster Schatten auf die Feier. - Met dit voorval viel een eerste schaduw over het feest.
|
nur noch ein Schatten seiner selbst sein (=krank und schwach aussehen) - nog maar een schaduw van zichzelf zijn
|
über seinen Schatten springen (=sich zu etw. überwinden) - zichzelf overwinnen
|
in jds Schatten stehen (=neben jemandem nicht die verdiente Aufmerksamkeit bekommen) - in de schaduw staan van
|
etw. wirft einen Schatten auf jemanden / etw. (=etw. verursacht negative Aufmerksamkeit für jemanden / etw.) - iets werpt ergens een schaduw op
|
etw. wirft seine Schatten voraus (=ein Ereignis zeigt schon vorher bestimmte Auswirkungen) - iets werpt zijn schaduw al vooruit
|