Vertalingen Schmecken DE>NL
schmecken
werkw.
1) den Geschmack von etw. wahrnehmen, erkennen -
smaken Mit dem Schnupfen kann ich gar nichts schmecken. - Door mijn verkoudheid proef ik er helemaal niets van. Schmeckt man den Wein in der Soße? - Proeft men de wijn in de saus? |
2) einen bestimmten Geschmack haben -
smaken Das Essen schmeckt sehr lecker. - Het eten smaakt heel goed. Die Suppe schmeckt salzig. - De soep smaakt zout. Der Braten schmeckt sehr nach Knoblauch. - Het gebraad smaakt heel erg naar knoflook. |
3) deel van de uitdrukking: (jdm) schmecken (=(für jdn) einen guten Geschmack haben) - een goede smaak hebben
Schmeckt's euch? - Smaakt het jullie?
|
jemandem nicht schmecken (=jemandem nicht gefallen) - iemand niet bevallen
Es schmeckt ihm gar nicht, dass er das jetzt tun muss. - Het beviel hem helemaal niet dat hij dat nu moet doen.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
schmecken (ww.) | aanstaan (ww.) ; conveniëren (ww.) ; deugen (ww.) ; geschikt zijn (ww.) ; in werking zijn (ww.) ; passen (ww.) ; passend zijn (ww.) ; proeven (ww.) ; smaken (ww.) ; uitkomen (ww.) |
das Schmecken | de smaak (m) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `Schmecken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: gefallenDE: genießenDE: geschikt seinDE: in Wirkung seinDE: konvenierenDE: passenDE: schlemmenDE: schnabulierenDE: sich gütlich tun anDE: sich schmecken lassenUitdrukkingen en gezegdes
DE: den Braten
schmecken
NL: lont ruiken