Vertaal
Naar andere talen: • nagen > ENnagen > ESnagen > FR
Vertalingen nagen DE>NL

nagen

werkw.
Uitspraak:  [ˈnaːgən]

1) an etw. kauen und kleine Stücke abbeißen - knagen
Der Hund nagt an seinem Knochen. - De hond knaagt aan zijn bot.
das Fleisch vom Knochen nagen - het vlees van het bot bijten
Mäuse haben ein Loch in den Sack genagt. - Muizen hebben een gat in de zak geknaagd.

2) deel van de uitdrukking:
uitdrukking an jemandem nagen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
nagen (ww.) kluiven (ww.) ; knabbelen (ww.) ; knagen (ww.) ; knauwen (ww.) ; peuzelen (ww.)
das Nagen geknaag (znw.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `nagen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: aufessen
DE: Essen
DE: knabbern
DE: speisen
DE: verspeisen
DE: verzehren

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: am Hungertuch nagen NL: gebrek lijden