Vertalingen merken DE>NL
merken
werkw.
1) etw. wahrnehmen, spüren -
(be)merken Er hat sofort gemerkt, dass etwas nicht stimmt. - Hij had meteen gemerkt dat er iets niet klopt. Von der Spritze hab ich kaum was gemerkt. - Van de spuit heb ik nauwelijks iets gemerkt. |
Du merkst aber auch alles! (=das ist doch offensichtlich / längst bekannt) - Jij weet toch ook alles!
|
2) etw. nicht vergessen, sondern im Gedächtnis behalten -
onthouden Hast du dir seine Telefonnummer gemerkt? - Heb je zijn telefoonnummer onthouden? Ich kann mir Namen schlecht merken. - Ik kan slecht namen onthouden. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
merken (ww.) | merken (ww.) ; zien (ww.) ; waarnemen (ww.) ; voorvoelen (ww.) ; voelen (ww.) ; signaleren (ww.) ; opmerken (ww.) ; ontwaren (ww.) ; ondervinden (ww.) ; aankruisen (ww.) ; lucht krijgen van (ww.) ; gewaarworden (ww.) ; ervaren (ww.) ; bespeuren (ww.) ; bemerken (ww.) ; beleven (ww.) ; aanvoelen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `merken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: ankreuzenDE: bemerkenDE: BeobachtenDE: durchmachenDE: entdeckenDE: erfahrenDE: erkennenDE: erlebenDE: feststellenDE: kennzeichnenUitdrukkingen en gezegdes
DE: merken auf etwas
NL: op iets lettenDE: sich
merken
NL: onthoudenDE: sich nichts
merken lassen
NL: niets laten merken, doen alsof zijn neus bloedt