Vertalingen losgehen DE>NL
losgehen
werkw.
1) einen Ort zu Fuß verlassen, aufbrechen -
(erop) afgaan , vertrekken Sie sind vor wenigen Minuten losgegangen. - Zij zijn enkele minuten geleden vertrokken. |
2) deel van de uitdrukking: auf jemanden losgehen (=jemanden angreifen) - aanvallen
mit dem Messer auf jemanden losgehen - met het mes iemand aanvallen
|
3) deel van de uitdrukking: beginnen Wann gehts denn endlich los? - Wanneer begint het eindelijk eens? |
4) explodieren / sich lösen -
afgaan nach hinten losgehen (=einem selbst schaden) - afgaan
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
Bron: Trueterm
Voorbeeldzinnen met `losgehen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: bimmelnDE: detonierenDE: explodierenDE: hochgehenDE: in die Luft fliegenDE: klingelnDE: läutenDE: rappelnDE: schellenDE: zerplatzenUitdrukkingen en gezegdes
DE: losgehen auf etwas
NL: op iets afgaanDE: die Pistole geht los
NL: het pistool gaat af