| Uitspraak: | [ˈlaiən] |
jemandem etw. leihen(=jemandem etw. vorübergehend zum Benutzen geben) - lenen Er hat mir sein Fahrrad geliehen. - Hij heeft mij zijn fiets geleend. |
(sich(=sich etw. von jemandem vorübergehend geben lassen) - lenen Hat er sich von dir auch Geld geliehen? - Heeft hij ook geld van jou geleend? |
Voorbeeldzinnen laden....