Vertalingen ausleihen DE>NL
ausleihen
werkw.
1) deel van de uitdrukking: jemandem etw. ausleihen (=jemandem etw. für eine Zeit geben) - uitlenen
einer Freundin sein Auto ausleihen - zijn auto aan een vriendin uitlenen
|
2) deel van de uitdrukking: (sich) etw. (von / bei jdm) ausleihen (=etw. von jemandem für eine Zeit bekommen, es benutzen dürfen) - uitlenen
Ich habe mir von ihr zwei DVDs ausgeliehen. - Ik heb van haar twee dvd's geleend.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
ausleihen (ww.) | lenen (ww.) ; ontlenen (ww.) ; uitlenen (ww.) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `ausleihen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: einen Kredit gewährenDE: leihenDE: verleihen