1. MWB
  2. Vertalen
  3. ersparen (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • ersparen > EN • ersparen > ES • ersparen > FR
Vertalingen ersparen DE>NL

ersparen

werkw.
Uitspraak:  [ɛɐˈʃpaːrən]

1) dafür sorgen, dass jemand etw. nicht tun / mitmachen muss - (be)sparen
Das neue Verfahren erspart uns viel Mühe. - De nieuwe procedure bespaard ons veel moeite.
Dir bleibt aber auch nichts erspart! - Jouw blijft ook niets bespaard!

2) lange für etw. sparen - sparen
Den Computer hat er sich von seinem Taschengeld erspart. - De computer heeft hij van zijn zakgeld gespaard.
von seinem Ersparten leben - van zijn spaargeld leven

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
ersparen (ww.) besparen (ww.) ; geld besparen (ww.) ; matigen (ww.) ; minder gebruiken (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `ersparen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: auf die hohe Kante legen
DE: auf die Seite legen
DE: einsparen
DE: hamstern
DE: horten
DE: sparen
DE: sparsamerleben
DE: zurücklegen
DE: zusammensparen