zelfst.naamw.
das Ende der Veranstaltung abwarten - het einde van de tentoonstelling afwachten Ich werde das bis Ende der Woche fertig machen. - Ik zal het voor het einde van de week gereed hebben. |
am Ende (=im Grunde genommen) Synoniem: schließlich - uiteindelijk
Am Ende hatten wir 300 Euro verdient. - Uiteindelijk hadden wij €300,00 verdient.
|
am Ende sein (=völlig erschöpft sein) - uitgeput
Ich bin völlig am Ende, ich muss mich ausruhen. - Ik ben volledig uitgeput, ik moet gaan uitrusten.
|
ohne Ende (=sehr lange) Synoniem: haufenweise - eindeloos lang
Sie telefoniert immer ohne Ende. - Zij telefoneert altijd eindeloos lang.
|
zu Ende (=beendet) - afgelopen
Wann ist die Vorstellung zu Ende? - Wanneer is de voorstelling afgelopen?
|
etw. zu Ende bringen (=fertig machen) - iets afmaken
|
kein Ende nehmen (=nicht aufhören) - niet ophouden
|
ein böses / tragisches / ... Ende nehmen (=) - slecht aflopen
Sein kleines Abenteuer nahm ein glückliches Ende. - Zijn korte avontuur liep goed af.
|