Blockieren

Vertalingen Blockieren DE>NL

werkw.

Uitspraak:

[blɔˈkiːrən]

1) als Hindernis versperren - blokkeren

Ein umgestürzter Baum blockierte die Straße. - Een omgewaaide boom blokkeerde de straat.

2) eine Blockade errichten - blokkeren

Die Demonstranten blockierten die Ausgänge. - De demonstranten blokkeerden de uitgangen.

3) etw. verhindern, boykottieren - blokkeren , boycotten

ein Gesetz durch ein Veto blockieren - een wet door een veto boycotten

4) nicht mehr arbeiten, sich nicht mehr drehen - blokkeren

Als er scharf bremste, blockierten die Räder. - Als hij hard remt blokkeren de wielen.

Overige bronnen

blockieren (ww.)	barricaderen (ww.) ; belemmeren (ww.) ; beletten (ww.) ; bijsluiten (ww.) ; bijvoegen (ww.) ; insluiten (ww.) ; toevoegen (ww.) ; verhinderen (ww.) ; versperren (ww.)
blockieren	bevriezen ; blokkeren ; vastlegging ; vastlopen ; vastzetting

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm; Wikipedia

Voorbeeldzinnen met `Blockieren`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: absperren
DE: aufhalten
DE: behindern
DE: beilegen
DE: bestreichen
DE: eindeichen
DE: einhegen
DE: einkapseln
DE: einkreisen
DE: einpferchen

blockieren