Vertaal
Naar andere talen: • beilegen > ENbeilegen > ESbeilegen > FR
Vertalingen beilegen DE>NL

beilegen

werkw.
Uitspraak:  [ˈbaileːgən]

1) beenden - bijleggen
Wir konnten unsere Meinungsverschiedenheit beilegen. - Wij konden onze meningsverschillen bijleggen.

2) etw. zu etw. legen, hinzufügen - bij-/toevoegen
Dem Antrag sind Geburtsurkunde und Zeugnisse beizulegen. - Bij de aanvraag moet de geboorteakte en attest worden bijgevoegd.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
beilegen (ww.) bijvoegen (ww.) ; vrede sluiten (ww.) ; verzoenen (ww.) ; twist uit de weg ruimen (ww.) ; toevoegen (ww.) ; schikken (ww.) ; ruzie afsluiten (ww.) ; optellen (ww.) ; kwijten (ww.) ; insluiten (ww.) ; goedmaken (ww.) ; erbij voegen (ww.) ; erbij tellen (ww.) ; bijtellen (ww.) ; bijsluiten (ww.) ; bijrekenen (ww.) ; bijleggen (ww.) ; bijdoen (ww.) ; bijbetalen (ww.) ; beslechten (ww.) ; afhandelen (ww.) ; afdoen (ww.)
beilegen bijdraaien ; inlagen doen ; bijvaren
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `beilegen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abhandeln
DE: abwickeln
DE: addieren
DE: ausdiskutieren
DE: ausgleichen
DE: aussöhnen
DE: beigeben
DE: beimischen
DE: beisetzen
DE: beruhigen