Vertalingen beilegen DE>NL
beilegen
werkw.
1) beenden -
bijleggen Wir konnten unsere Meinungsverschiedenheit beilegen. - Wij konden onze meningsverschillen bijleggen. |
2) etw. zu etw. legen, hinzufügen -
bij-/toevoegen Dem Antrag sind Geburtsurkunde und Zeugnisse beizulegen. - Bij de aanvraag moet de geboorteakte en attest worden bijgevoegd. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
beilegen (ww.) | bijvoegen (ww.) ; vrede sluiten (ww.) ; verzoenen (ww.) ; twist uit de weg ruimen (ww.) ; toevoegen (ww.) ; schikken (ww.) ; ruzie afsluiten (ww.) ; optellen (ww.) ; kwijten (ww.) ; insluiten (ww.) ; goedmaken (ww.) ; erbij voegen (ww.) ; erbij tellen (ww.) ; bijtellen (ww.) ; bijsluiten (ww.) ; bijrekenen (ww.) ; bijleggen (ww.) ; bijdoen (ww.) ; bijbetalen (ww.) ; beslechten (ww.) ; afhandelen (ww.) ; afdoen (ww.) |
beilegen | bijdraaien ; inlagen doen ; bijvaren |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `beilegen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abhandelnDE: abwickelnDE: addierenDE: ausdiskutierenDE: ausgleichenDE: aussöhnenDE: beigebenDE: beimischenDE: beisetzenDE: beruhigen