Vertalingen Besitz DE>NL
der Besitz
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [bəˈzɪʦ] |
Verbuigingen: | Besitzes , Besitze |
1) das Geld und alle Dinge, die jemandem gehören -
bezit Grundstücke in privatem / staatlichen Besitz - perceel in privé- / staatsbezit |
2) das, worüber man verfügen kann, was man bei sich hat juridisch -
bezit Er befand sich bei seiner Verhaftung im Besitz einer Schusswaffe / von Drogen. - Hij was bij zijn arrestatie in het bezit van een vuurwapen / van drugs. im vollen Besitz seiner geistigen Kräfte sein - bij volle bewustzijn |
etw. in Besitz nehmen / von etw. Besitz nehmen, ergreifen (=) - iets in bezit nemen / ergens bezit van nemen
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
der Besitz | de activa ; de baten ; het bezit ; de bezitting (v) ; de boedel (m) ; het eigendom ; het goed ; het huisraad ; de inboedel (m) ; het tegoed |
Besitz | pachtverhouding |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Besitz`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: BesitztumDE: BestandDE: EigentumDE: ErsparnisDE: GuthabenDE: HabeDE: HausmobiliarDE: InventarDE: KreditDE: Mobiliar