I betreiben

werkw.

Uitspraak:

[bəˈtraibən]

1) sich mit einer Aktivität beschäftigen - verrichten , uitvoeren

Wir sollten jetzt Ursachenforschung betreiben. - Wij zouden nu onderzoek naar de oorzaak moeten verrichten.

2) zu einem Zweck benutzen, einsetzen - gebruik , inzet
3) beruflich führen, in Betrieb halten - exploiteren
4) zu erreichen versuchen - nastreven

auf jds Betreiben (hin) (=) - na aandringen

5) mit einer bestimmten Art von Energie versorgen ^technisch - aandrijven

ein elektrisch betriebener Wasserkocher - een elektrisch aangedreven waterkoker

IIa der Betreiber

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[bəˈtraibɐ]
Verbuigingen:	Betreibers , Betreiber

IIb die Betreiberin

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[bəˈtraibərɪn]
Verbuigingen:	Betreiberin , Betreiberinnen

1) deel van de uitdrukking: exploitant
2) deel van de uitdrukking: exploitant

die Betreiber der Telefonnetze - de exploitant van het telefoonnet

© K Dictionaries Ltd.

betreiben (ww.)	begaan (ww.) ; beoefenen (ww.) ; de liefde bedrijven (ww.) ; doen (ww.) ; doordouwen (ww.) ; doorzetten (ww.) ; handelen (ww.) ; per ongeluk doen (ww.) ; plegen (ww.) ; uitoefenen (ww.) ; uitrichten (ww.) ; uitvoeren (ww.) ; verrichten (ww.)
betreiben	de timing verzorgen

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.




DE: ausrichten
DE: durchdringen
DE: durchhalten
DE: durchsetzen
DE: einimpfen
DE: einpfeffern
DE: einschneiden
DE: erledigen
DE: erreichen
DE: festhaken

DE: eine elektrisch betriebene Maschine NL: een elektrisch aangedreven machine