Vertalingen basteln DE>NL
basteln
werkw.
1) kleinere Gegenstände z. B. aus Papier oder Holz durch Schneiden, Kleben usw. herstellen -
knutselen Die Kinder basteln eine Laterne. - De kinderen knutselen een lantaarn. Im Kindergarten wird viel gebastelt. - Op de kleuterschool wordt veel geknutseld. |
2) deel van de uitdrukking: an etw. basteln (=an etw. arbeiten, um es zu verbessern oder zu reparieren) - knutselen
Die Regierung hat lange an der Reform gebastelt. - De regering heeft lang aan de hervorming geknutseld.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
basteln (ww.) | aanmodderen (ww.) ; fröbelen (ww.) ; handwerken (ww.) ; knutselen (ww.) ; prutsen (ww.) ; rommelen (ww.) ; sleutelen (ww.) |
basteln | peuteren |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `basteln`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: baggernDE: einenWirbelschlagenDE: fummelnDE: handarbeitenDE: herumbastelnDE: herumdokternDE: herumfingernDE: herumpfuschenDE: pfuschenDE: rasseln