Vertalingen aufstehen DE>NL
aufstehen
werkw.
1) aus einer sitzenden / liegenden Haltung zum Stehen kommen -
opstaan Er stand auf und bot dem Mann seinen Platz an. - Hij stond op en bood de man zijn plaats aan. |
2) das Bett verlassen -
opstaan früh aufstehen müssen - vroeg moeten opstaan |
3) offen sein -
openstaan Die Tür stand weit auf. - De deur stond wijd open. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
aufstehen (ww.) | gaan staan (ww.) ; omhoogkomen (ww.) ; omhoogrijzen (ww.) ; opstaan (ww.) ; rijzen (ww.) ; verheffen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `aufstehen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: auf die Beine kommenDE: aufgehenDE: aufwachenDE: aus dem Bett kommenDE: emporkommenDE: erwachenDE: gehenDE: hochkommenDE: sich auf die Beine stellenDE: sich erheben