Vertalingen hochkommen DE>NL
hochkommen
werkw.
1) nach oben kommen -
omhoog komen Sie kam die Treppe / den Berg hoch. - Zij kwam de trap / de berg op.
Das Kind ging unter und kam nicht mehr hoch. - Het kind ging onder en kwam niet meer naar boven. |
2) sich aus einer liegenden, sitzenden oder gebückten Position erheben -
omhoog komen , opstaan | Wenn ich mich bücke, habe ich Probleme, wieder hochzukommen. - Als ik me buk heb ik problemen om weer rechtop te komen. |
3) im Beruf o. Ä. aufsteigen -
hogerop komen | Sie lässt niemanden neben sich hochkommen. - Zij staat niet toe dat iemand naast haar hogerop komt. |
4) deel van de uitdrukking:  etw. kommt jemandem hoch
(=jemand hat das Gefühl, er müsse etw. erbrechen) - braken
Bei dem Anblick kam ihm das Essen wieder hoch. - Bij de aanblik moest hij het eten weer overgeven.
|
5) deel van de uitdrukking: | (in jdm) hochkommen
(=bewusst werden, sich entwickeln) - opkomen
Ich wollte die Angst gar nicht erst hochkommen lassen. - Ik wilde de angst eerst helemaal niet laten opkomen.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| hochkommen | overeind komen |
Voorbeeldzinnen met `hochkommen`
Voorbeeldzinnen laden....
