de nouveau ; encore ; en retour ; derechef ; de retour ; bas-parcs ; temps (météo ; temps ; paradière ; mouton mâle castré ; fpl( ) ; filets fixes ; état du ciel ; bourdigue ; bordigue
NL: in de weer zijn
FR:être en mouvement NL: vroeg in de weer zijn
FR:être matinal NL: in weer en wind, weer of geen weerFR:par tous les temps NL: wat is het voor weer?
FR:quel temps fait-il? NL: het is mooi weerFR:il fait beau NL: aan weer en wind blootgesteld
FR:exposé aux intempéries NL: over en weerFR:réciproquement