het wapen

zelfst.naamw.

Uitspraak:	['wapə(n)]
Verbuigingen:	-s (meerv.)

1) voorwerp waarmee je mensen en dieren kunt aanvallen, of jezelf kunt verdedigen, zoals een geweer - arme (la ~)

steekwapen - arme d'estoc vuurwapen - arme à feu

een wapen in de strijd tegen iets (=een middel om iets te bestrijden) - une arme (dans la lutte) contre quelque chose Onderwijs is een doeltreffend wapen in de strijd tegen kinderarbeid. - L'enseignement est une arme efficace pour lutter contre le travail des enfants.

naar de wapens grijpen (=beginnen te vechten) - prendre les armes

de wapens neerleggen (=ophouden met vechten of je overgeven) - déposer les armes

2) teken, meestal in de vorm van een gekleurd schild, als symbool voor een familie of een land - armoiries (la ~), armes (la ~)

familiewapen - armoiries de famille

© K Dictionaries Ltd.

het wapen	arme (v) ; armes ; armoiries ; blason ; fusil (m) ; moyen guerrier (m) ; pistolet (m)
wapen	arme ; armoiries

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.




NL: aanvalswapen
NL: blazoen
NL: insigne
NL: knuppel
NL: strijdmiddel

NL: onder de wapens roepen FR: appeler sous les drapeaux
NL: met de wapens in de vuist FR: les armes à  la main
NL: aanhouden wegens het dragen van verboden wapens FR: arrêter pour port d'armes prohibé