Vertalingen verslappen NL>FR
verslappen (ww.) | affaiblir (ww.) ; atténuer (ww.) ; épuiser (ww.) ; mollir (ww.) ; pâlir (ww.) ; perdre sa force (ww.) ; s'affaiblir (ww.) ; s'amollir (ww.) |
het verslappen | affaiblissement (m) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `verslappen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aan kracht inboetenNL: afzwakkenNL: inzinkenNL: ontspannenNL: tanenNL: uitputtenNL: verflauwenNL: verzwakken