Vertalingen verslappen NL>DE
verslappen (ww.) | abflauen (ww.) ; erblassen (ww.) ; erbleichen (ww.) ; erlahmen (ww.) ; ermatten (ww.) ; erschlaffen (ww.) ; nachlassen (ww.) ; schwach werden (ww.) ; verblassen (ww.) ; verflauen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `verslappen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aan kracht inboetenNL: afzwakkenNL: inzinkenNL: ontspannenNL: tanenNL: uitputtenNL: verflauwenNL: verzwakken