het vel

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[vɛl]
Verbuigingen:	-len (meerv.)

1) huid van mensen of dieren - peau (la ~)

een trommel bespannen met een nieuw vel - tendre une nouvelle peau sur un tambour

lekker in je vel zitten (=je lekker en gezond voelen) - se sentir bien dans sa peau

strak in het vel zitten (=slank zijn) - avoir une silhouette élancée

vel over been (=erg mager) - émacié

uit je vel springen (=erg kwaad worden) - être hors de soi

iemand het vel over de oren trekken/halen (=iemand veel te veel laten betalen) - saigner quelqu'un à blanc

2) blad papier - feuille (la ~)

500 vel A4 - 500 feuilles (format) A4 een vel groen papier - une feuille de papier vert

3) vlies op melkproducten, verf e.d. - peau (la ~)

een vel op de pudding - une peau sur la crème de dessert

4) vlies dat iets omhult - peau (la ~)

het velletje van de worst trekken - enlever la peau du saucisson

© K Dictionaries Ltd.

het vel	dépouille (v) ; poil (m) ; pelure (v) ; pelage (v) ; peau (v) ; membrane (v) ; gousse (v) ; la feuille ; écorce (v) ; cosse (v) ; chair (v)
vel	feuille ; plaque ; peau du lait ; peau ; papier d'enroulement ; feuillet

Bronnen: Wikipedia; interglot; ICT-Woordenboek; Download IATE, European Union, 2017.




NL: bast
NL: blaadje
NL: dierenvel
NL: huid
NL: membraan
NL: omhulsel
NL: peul
NL: schil
NL: velletje
NL: vlies

NL: Iemand het vel over de oren halen FR: écorcher quelqu'un
NL: uit zijn vel springen FR: être hors de soi