Vertaal
Vertalingen uit elkaar halen NL>FR
uit elkaar halen (ww.) dissocier (ww.) ; supprimer (ww.) ; se rompre (ww.) ; s'en aller (ww.) ; s'arracher (ww.) ; rompre (ww.) ; ravager (ww.) ; raser (ww.) ; rabaisser (ww.) ; liquider (ww.) ; fracasser (ww.) ; dissoudre (ww.) ; dedoubler (ww.) ; couper (ww.) ; cliver (ww.) ; casser (ww.) ; briser (ww.) ; bousiller (ww.) ; arracher (ww.) ; abimer (ww.) ; abattre (ww.) ; abaisser (ww.)
uit elkaar halen désassembler
Bronnen: interglot; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `uit elkaar halen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: afbreken
NL: breken
NL: demonteren
NL: loskoppelen
NL: neerhalen
NL: omverhalen
NL: ontrafelen
NL: onttakelen
NL: ontwarren
NL: scheiden