Vertaal
Naar andere talen: • tergen > DEtergen > ENtergen > ES
Vertalingen tergen NL>FR
[ˈtɛrgə(n)]
[vvt: heeft getergd]

1 ( treiteren) ( sarren) iemand zó gemeen plagen dat hij of zij boos wordt - exaspérer - pousser à bout


© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
tergen (ww.) assommer (ww.) ; asticoter (ww.) ; brimer (ww.) ; brusquer (ww.) ; embarrasser (ww.) ; enquiquiner (ww.) ; harceler (ww.) ; importuner (ww.) ; incommoder (ww.) ; intimider (ww.) ; irriter (ww.) ; maltraiter (ww.) ; taquiner (ww.) ; tyranniser (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `tergen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: jennen
NL: koeioneren
NL: kwellen
NL: narren
NL: pesten
NL: plagen
NL: provoceren
NL: sarren
NL: stangen
NL: tarten