1. MWB
  2. Vertalen
  3. splitsen (NL>FR)
Vertaal
Naar andere talen: • splitsen > DE • splitsen > EN • splitsen > ES
Vertalingen splitsen NL>FR
[ˈsplɪtsə(n)]
[vvt: heeft gesplitst]

1 in stukken verdelen - diviser - partager

  `Dit grote huis is gesplitst in vier appartementen.`
  Cette grande maison a été divisée en quatre appartements.


© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
splitsen (ww.) dedoubler (ww.) ; subdiviser (ww.) ; séparer (ww.) ; se fendre (ww.) ; se fendiller (ww.) ; scinder (ww.) ; répartir (ww.) ; hacher (ww.) ; fissurer (ww.) ; fissionner (ww.) ; fendre (ww.) ; diviser (ww.) ; dissocier (ww.) ; détacher (ww.) ; découpler (ww.) ; couper (ww.) ; cliver (ww.)
splitsen cassage ; séparation des fils ; ségréger ; se séparer ; rentrayage ; refendage ; épissure ; épisser ; division ; divergence
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `splitsen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: afscheiden
NL: afsplitsen
NL: afzonderen
NL: breken
NL: delen
NL: klieven
NL: kloven
NL: loskoppelen
NL: onderverdelen
NL: opdelen