sok

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[sɔk]
Verbuigingen:	-ken (meerv.)

kledingstuk voor je voet en het onderste deel van je onderbeen - chaussette (la ~)

van de sokken rijden (=(iemand) ondersteboven rijden) - renverser quelqu'un Ik ben op mijn fiets van de sokken gereden door een passerende auto. - J'ai été renversé à vélo par une voiture qui m'a rasé.

© K Dictionaries Ltd.

de sok (v)	chaussette (v)
de sok	socquette (v)
sok	barbon ; chaussette ; manchon ; mi-chaussette ; socquette

Bronnen: Omegawiki.org; interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.




NL: kous

NL: ouwe sok FR: vieille barbe, vieille perruque (la)
NL: Iemand van de sokken slaan (praten) FR: dégoter (démonter) quelqu'un
NL: op sokken FR: à  pas de loup
NL: (dames)sokje FR: socquette (la)