overspannen

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ˈovərspɑnə(n)]

1) ziek als gevolg van geestelijke druk - surmené/-ée

overspannen thuis zitten - être en arrêt maladie pour surmenage

2) meer dan redelijk of wenselijk - surchauffé/-ée

een overspannen arbeidsmarkt (=een arbeidsmarkt met meer vacatures dan sollicitanten) - un marché de l'emploi en surchauffe

© K Dictionaries Ltd.

overspannen (ww.)	couvrir (ww.) ; enjamber (ww.) ; entourer de (ww.) ; gainer (ww.) ; mouler (ww.) ; serrer (ww.)
overspannen	stressé ; surmené

Bron: interglot




NL: aan stress lijdend
NL: doorgedraaid
NL: gespannen
NL: gestresst
NL: gestrest
NL: met gespannen voorwerp omsluiten
NL: omspannen
NL: overdreven
NL: overwerkt